Amsterdam 1942. De vierjarige Lisa maakt met vormpjes gebakjes in de zandbak vlakbij haar huis. Een grote jongen trekt de capuchon van haar hoofd. Hij schopt de zandgebakjes kapot en roept: ‘Ha, ha, wat een vieze Jodenjas heb jij!’ Niet veel later wordt Lisa samen met haar vader en moeder weggevoerd naar kamp Westerbork, waarna het hele gezin op transport wordt gesteld naar Bergen Belsen. Zo laat Lisa de warmte en geborgenheid van haar thuis achter en beleeft ze de verschrikkingen van een concentratiekamp.
Het gelijknamige boek van Jona Oberski heeft model gestaan voor de tekst van de monoloog. Hierin kijkt de volwassen geworden Lisa terug op een episode uit haar leven die zo’n onuitwisbare indruk op haar heeft gemaakt. ‘Kinderjaren’ is een sober uitgevoerde voorstelling waarin de kracht vooral in de woorden schuilt, ooit uitgesproken door het kind. De muziek, door Hanne Marie Janse gespeeld op verschillende blokfluiten, illustreert de sfeer die door de tekst wordt opgeroepen.
‘Toen ik dit boek een paar jaar geleden in handen kreeg, wist ik het meteen: Hier ga ik iets mee doen. Oberski heeft zijn gevoelens als kind dat de oorlog meemaakt in poëtische zinnen beschreven. Het is een hele kluif om met het personage vertrouwd te raken, daar heb ik veel tijd voor nodig gehad. Als je eenmaal met de tekst aan de gang gaat, groei je in je rol. Dan pas voelt je personage als een tweede huid. Ik probeer me voor te stellen hoe een kind de oorlog heeft ervaren, de emoties die ik oproep voel ik echt.’